Ik denk dat het in het begin van de jaren zeventig geweest moet zijn..Ik was een jaar of tien. Sinds een paar weken, hadden wij een aquarium in huis. Het stond op het dressoir, vlak bij de telefoon, als je aan het bellen was kon je naar de vissen kijken. Mijn vader zei, dat hij daar zo rustig van werd, vooral tijdens vermoeiende gesprekken. Op een zaterdagochtend besloot hij het aquarium voor de eerste keer schoon te gaan maken, dat moest plaats vinden in de bijkeuken, dus moest er eerst een hoop water uitgehaald worden, om het te kunnen verplaatsen.
Van oom Theo, had hij een tip gekregen, om met een stukje tuinslang het water over te hevelen, heel simpel zou dat zijn!
Ik zie het nog voor me, hij pakte een emmer, zette die op een hoge stoel, nam toen al het kroos uit de visbak en legde dat op een krant. Vervolgens liet hij het ene uiteinde van de slang in het water zakken en nam het andere eind bij de mond, haalde diep adem en blies deze zoveel mogelijk uit om flink aan te kunnen zuigen.
Hierbij kwam abrupt een scheut water in zijn keel terecht, en hij verslikte zich enorm.
Al hoestend en proestend, kwam mijn vader tot inzicht, dat een andere benadering beter zou zijn.
De zelfde aquariumbak stond later bij ons op het kolenhok, op het balkon.
We hebben er eens een visje in gedaan, dat ik had gevangen in de vijver op de van Bijnkershoekelaan.
We wisten toen niet wat voor visje het was, mijn vader was van mening dat het een klein snoekbaarsje betrof, maar als jonge jongen had ik daar mijn twijfels over. En terecht, want het bleek om een grondeltje te gaan, dit visje heb ik later nog vele malen gevangen. Afijn, dat grondeltje verbleef toen bij ons op het balkon, en het begon te vriezen.
Er stond al een laagje ijs, had ik waar genomen en heb toen mijn vader hierop geattendeerd.
Mijn vader zag echter niet direct de noodzaak hiervan in en de volgende morgen trof ik mijn grondeltje dood gevroren aan. Niet leuk, maar het had tevens ook iets schoons, want het visje stond muurvast, als een ijspilaar midden in de bak, en was goed te zien, want het ijs was helder, je keek er dwars door heen. Het geheel had iets weg van een schilderij, een heel fijn geschilderd olieverf werk met zachte, koude kleuren en voorzien van een lijst.
Nu we het toch over dode vis hebben, moet ik denken aan mijn vader die vroeger eens twee karpers mee genomen had, die hij had gevangen in de maarseveense plassen. Hij had ze in kranten verpakt, en toonde mij beneden in de box zijn vangst.
Om precies te zijn lagen er twee schubkarpers, beide ongeveer 35 cm lang. Twee mooie goudbruine vissen, met lodderige ogen, lagen uitgestald op twee bagagedragers die fungeerden als presentatietafel.
Mijn vader staat op dezelfde plek, dacht ik bij mijzelf, daar waar hij ook zijn meegenomen lekkerbekjes at, alvorens hij aan tafel ging. Mijn vader had natuurlijk de hele dag op kantoor zware arbeid verricht, en nam op weg naar huis een voorgerecht mee, om alvast zijn grootste honger te stillen, was mijn redenatie.
Eerlijkheidshalve moet ik wel vermelden dat mijn vader ooit, twee gevangen forellen, keurig netjes heeft terug gezet!
Dat was eveneens in de maarseveense plassen, men had destijds vanuit faunabeheer een introductieplan voor de forel tot uitvoer gebracht. Een prachtig plan, maar helaas niet geslaagd, zoals dat wel meer gebeurd.
En verder rest het mij u tevens te zeggen, dat mijn papa als adolescent ooit een klein snoekje ving bij fort Blauw kapel.
Hij ving het rovertje met een stukje brood, iets dat niet allerdaags voorkomt. Dat snoekje heeft hij maanden lang in zijn aquarium gehad, en voerde het met regenwormen. Toen het groter werd, liet hij het schepsel vrij. U ziet maar, mijn vader heeft het goed bedoeld. Want u had de indruk kunnen krijgen, van doen te hebben met een onverschillige man, die maar weinig respect heeft voor de levende natuur. Mijn vader heeft ook ooit eens een jonge Vlaamse gaai gered, en het is verdomde jammer, dat ik nu moet overschakelen op gevogelte, want mijn insteek is vis! Niet dat ik geen fascinatie heb voor vogels, maar ik wil het betoog niet te springerig maken, heb structuur nodig, ben zelf al een chaoot, dus vogels of vis. Vis dus!
Ik heb altijd een fascinatie gekend voor vis.
Zowel de vis als esthetisch onderwerp, als voor het vissen zelf.
Een van de eerste keren dat ik met mijn vader ging vissen, staat mij nog helder bij.
Dat moet geweest zijn in het jaar 1971, en de directe aanleiding daartoe was het feit, dat de vader van mijn neefjes een paar dagen eerder plotseling was overleden.
Mijn vader had ons ene neefje, Roland, die middag mee genomen om voor afleiding te zorgen.
Zijn broer Bobby, verbleef bij mijn oom en tante, in de Bilt.
Wij waren met zijn viertjes, mijn broer was er ook bij, het was mooi weer en de zon scheen.
Wij vingen die middag twee voorntjes, die deden wij in een emmertje en lieten ze later weer vrij.
Roland zou zes weken bij ons blijven, want zijn moeder was al enige tijd ernstig ziek, hij heeft in die periode ook op onze kleuterschool gezeten, onder de vleugels van een geweldig mens, juffrouw Weldam. Als zij s,ochtends de klas binnen kwam, was het eerste dat ze zei,” dag engelen”, een warm gevoel gaf ze je dan.